Deel 1. Lang geleden leefde er eens een meisje…

Lang geleden leefde er eens een meisje in Arnhem……. en dat was ik! En daar, in mijn bescheiden atelier in Klarendal stelde een goede vriendin mij de vraag: “Waarom komen er nooit mensen voor in jouw schilderijen en zullen ze er ooit wél in voor komen?” Dit zal ongeveer zes jaar na mijn afstuderen aan de academie zijn geweest. Was ik me er in die tijd van bewust dat de Mens de grote Afwezige was in mijn werk? Ik weet het niet meer. Ik weet nog wel welk antwoord ik gaf: “Die komen wel, ooit wanneer de tijd er rijp voor is. Maar dat kan nog wel een jaar of vijftien duren.” Hij had zeker z’n aantrekkingskracht, die mens. Maar wat moest ik op dat moment met hem aanvangen? De moed zakte mij in de schoenen wanneer ik dacht aan zijn honderdduizend details, nuances en onderlinge verschillen. Als ik een mens zou schilderen, wat zou ik willen laten zien? Welk verhaal wilde ik hem laten vertellen?

wenteltrapToren van kracht

Waar ik dan wel mee bezig was rond die tijd? Monochrome duistere binnenruimtes, poorten, ramen, trappen en lichtval. Jarenlang is dat mijn besloten wereldje geweest. Langzaam, op natuurlijke wijze, ontwikkelde dit zich verder. De monochrome binnenruimtes werden opengebroken en verre horizonnen  verschenen. Landschappen vol verzadigde kleur. Trappen verdwenen, en in de bodem verschenen diepe voren, sporen van leven in de klei. Ramen en poorten bleken te bescheiden symbolen en werden vervangen door breuken in het wolkendek. 

Rondom landschap

Ik heb nog aantekeningen uit die tijd. Jarenlang ben ik namelijk bezig geweest met dit landschappelijke thema. Dat verbaasde me. Landschap was in mijn beleving een thema zwaar belast met een oubollige connotatie. Wie schildert er nou landschappen?!? Blijkbaar had het mij veel te vertellen, te onthullen. Ik had natuurlijk mijn motivaties. Diep van binnen begon ik te beseffen dat zo’n landschap voor mij een metafoor vormde. Een metafoor voor mezelf en al die anderen om mij heen. De Mens…..

rood landschappaarse horizon

Ik herinner me mijn eerste openatelier-weekend, in mijn huidige atelier in Gaanderen. Het werd een flink succes (het was dan ook de tijd waarin wij Nederlanders nog geen vermoeden hadden van enige naderende economische ‘crisis’ ;-) Veel mensen stapten binnen, meerdere werken werden verkocht en menig goed gesprek werd gevoerd. Maar één ding zal me het meeste bij blijven. Mijn lieve oude dominee, degene wiens kerk ik in mijn jeugd trouw bezocht, vormde de sleutel daartoe. Hij was het namelijk die me wees op de etymologische link tussen de woorden Adam en Adamah. Adam (de Mens) vindt zijn oorsprong in het stof van Adamah (de Aarde). Aarde en Mens delen hun oorsprong. Dus waar ik keek naar Aarde, keek ik wel degelijk naar Mens! Diep van binnen voelde ik dit ook zo, maar wat een eyeopener om te vernemen dat in de grondtekst van zo’n oorspronkelijk verhaal dit gegeven al verweven ligt!

rood landschapgrijs landschap

In mijn aantekeningen pikte ik dit natuurlijk op, ik noteerde:
“Want wie op de akker van zijn vlees zaait….” Galaten
“Gods akker …. zijt gij….” Corinthiers
“Het koninkrijk der hemelen is als een schat verborgen in een akker……” Mattheus
Het aardoppervlak kwam tot leven als nooit tevoren. De mens als akker vol potentie. Geen begroeiing, daar moest ik niets van weten. Wat konden mij die aardappelplanten, maiskolven, madeliefjes schelen. Ik ontweek de last van de honderdduizend details. Geen gras, geen tuin, geen plantjes: de rauwe ruige aarde, broeierig en zwanger van potenties, zaad en mogelijkheden!

……..


Maar de mens had zijn intree nog niet gemaakt.
Vind je het nog steeds interessant en ben je benieuwd naar zijn verschijning? In dat geval nog eventjes geduld. In mijn volgende blog tref je  het slot van dit scheppingsverhaal ;-)